
stilte, afbeelding tonen
De afbeeldingen zijn onderdeel van de kruisweg in Jugendstil van Jan Toorop, in de Sint Bernulphuskerk te Oosterbeek.
groet
v. De Heer zal bij u zijn
g. DE HEER ZAL U BEWAREN
drempelgebed
v. Bij U, Heer, schuilen wij in het onbarmhartig licht van deze dag.
Hoor ons, God, en blijf ons niet ver.
g. HOOR ONS GOD, EN KOM ONS TE HULP.
v. Gij zijt een wal tegen nacht en ontij,
Gij, de grond van ons vertrouwen.
In uw handen, Heer, bevelen wij ons leven.
g. BESCHUT ONS MET DE SCHADUW VAN UW VLEUGELS.
v. Hier gedenken wij Jezus Messias, in zijn lijden, in zijn dood.
In de dagen van zijn leven Heeft Hij onze zwakheid gedragen,
onze leegte onder ogen gezien.
Hier zien wij op naar het kruis.
Laat dit uur voor ons zijn als een waken en bidden met Hem.
g. IN UW HANDEN, HEER, BEVELEN WIJ ONS LEVEN.
AMEN.
zingen lied 562
DE PASSIE VAN CHRISTUS, naar het evangelie van Mattheus, hoofdstuk 26 en 27
Toen Jezus al deze woorden gesproken had, zei hij tot zijn leerlingen:
jullie weten dat het over twee dagen Pasen is;
dan wordt de mensenzoon overgeleverd om gekruisigd te worden!
De overpriesters en de oudsten van de gemeenschap kwamen bijeen
in de binnenhof van de hogepriester Kajafas, en beraadslaagden samen
hoe zij Jezus met een list gevangen konden nemen en doden;
‘maar’ zeiden ze, ‘niet op het feest, want dan komt het volk in opstand!’
Toen ging één van de twaalf, Judas Iskariot, naar de overpriesters, en zei:
wat wilt u mij geven als ik hem aan u uitlever? Zij gaven hem dertig zilverlingen.
En vanaf dat moment heeft hij gezocht naar een goed tijdstip om hem uit te leveren.
KORAAL: “HERZLIEBSTER JESU WAS HAST DU VERBROCHEN”
tekst Johann Hermann 1585-1647, melodie Johann Crüger, 1640
Herzliebster Jesu, was hast du verbrochen,
Dass man ein solch scharf Urteil hat gesprochen.
Was ist die Schuld?
In was für Missetaten Bist du geraten?
Liefdevolle Jezus, wat hebt Gij misdaan
dat men zo’n hard vonnis heeft getekend?
Wat is Uw schuld? Welke misdaden worden U aangerekend?
Op de eerste dag van het Feest van de Ongezuurde Broden
kwamen de leerlingen bij Jezus en zeiden:
waar wilt u dat wij het eten voor het paasmaal voor u voorbereiden?
En hij zei: ga, de stad in, naar die-en-die, en zeg tot hem:
de meester zegt: mijn tijd is nabij,
ik wil met mijn leerlingen het paasmaal bij ú houden!
De leerlingen deden zoals Jezus hun heeft opgedragen,
en zij maakten het paasmaal gereed.
Het werd donker en hij lag met de twaalf aan.
Terwijl zij aten, zei hij: zeker is het, zeg ik jullie, dat één van jullie mij zal verraden!
Heel bedroefd zeiden zij tegen hem, de één na de ander: ik toch niet, heer?
Hij antwoordde: hij die samen met mij de hand in de schaal doopte,
die zal mij verraden.
De mensenzoon gaat wel heen zoals over hem is geschreven,
maar wee die mens door wie de mensenzoon wordt verraden;
het zou beter voor hem zijn als hij nooit geboren was, die mens!
Toen zei Judas, die hem zal verraden: ik ben het toch niet, rabbi?
Hij antwoordde: dat zeg jij!
Terwijl zij aten nam Jezus een brood, sprak de zegen uit en brak het.
Hij gaf het de leerlingen en zei: neem, eet; dit is mijn lichaam!
En Hij nam een drinkbeker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker,
met de woorden: drink allen hieruit; want dit is mijn bloed,
bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden.
Ik zeg jullie: ik zal van nu af niet drinken van de vrucht van de wijnstok
tot de dag komt dat ik er opnieuw van zal drinken,
met jullie, in het koninkrijk van mijn Vader!
Ze zongen de lofpsalmen en gingen de stad uit naar de Olijfberg.
Toen zei Jezus tot hen: jullie zullen mij deze nacht allemaal afvallen;
want er staat geschreven:
‘ik zal de herder doden, en de schapen van de kudde zullen verstrooid worden’,
maar nadat ik ben opgewekt uit de dood zal ik jullie voorgaan naar Galilea!
Petrus zei tot hem: al zou iedereen u afvallen, ik nooit!
Maar Jezus antwoordde: zeker is het, zeg ik jou,
in deze nacht, voordat er een haan kraait, zal jij mij driemaal verloochenen!
Petrus zei tot hem: al moest ik met u sterven, ik zal u nooit verloochenen!
Zoiets zeiden ook alle andere leerlingen.
KORAAL: ICH WILL HIER BEI DIR STEHEN
(tekst Paul Gerhardt 1607-1676, melodie O Haupt voll Blut und Wunden, lied 576 b)
Ich will hier bei dir stehen,
Verachte mich doch nicht!
Von dir will ich nicht gehen,
Wenn dir dein Herze bricht.
Wenn dein Herz wird erblassen,
Im letzten Todesstoß,
Alsdenn will ich dich fassen
In meinen Arm und Schoß.
Ik wil hier bij U blijven, verwerp mijn bijzijn niet.
Ik wil U niet verlaten, U, die mij nooit verliet.
Wanneer Uw hart zal breken in het uur van de dood,
zal ik Uw hoofd bergen in mijn armen en mijn schoot.
Toen kwam Jezus met hen naar een olijfgaarde die Getsemané heet,
en hij zei: blijf hier zitten terwijl ik daar ga bidden!
Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeüs met zich mee.
Hij begon bedroefd en bang te worden en zei tegen hen:
mijn ziel is diepbedroefd, ten dode toe; blijf hier met mij waken!
Een klein eindje verder knielde hij diep voorover en bad:
mijn Vader, als het mogelijk is, laat dan deze beker aan mij voorbijgaan;
maar: laat het niet gebeuren zoals ik het wil, maar zoals Gij wilt.
Hij kwam terug bij de leerlingen en vond hen slapend, en hij zei tot Petrus:
zijn jullie niet eens sterk genoeg om één uur met mij te waken? –
blijf wakker en bid, dat je niet in beproeving komt;
de geest is wel gewillig maar het lichaam is zwak!
Weer, voor de tweede keer, ging hij weg en bad:
mijn Vader, als het niet mogelijk is dat deze beker voorbijgaat
zonder dat ik eruit drink: uw wil geschiede!
KORAAL ‘WAS MEIN GOT WILL DAS GESCHEH ALZEIT’
tekst: Albrecht, Herzog von Preussen 1490-1568, melodie Claude de Sermisy, 1529
Was mein Gott will, das g’scheh’ all’zeit,
Sein Will, der ist der beste;
Zu helfen den’ er ist bereit,
Die an ihn gläuben feste;
Er hilft aus Not, der fromme Gott,
Und züchtiget mit Maßen.
Wer Gott vertraut, fest auf ihn baut,
Den will er nicht verlassen.
Wat God wil, gebeurt altijd. Niets gaat Zijn wil te boven.
Hij is altijd tot hulp bereid voor degenen die in Hem geloven.
Hij helpt in nood, de goede God, en straffen doet Hij met mate.
Wie God vertrouwt en vast op Hem bouwt, die zal Hij niet verlaten.
Toen hij terugkwam vond hij hen wéér slapend, want hun ogen waren loodzwaar.
Hij liet hen daar, ging weer weg en bad voor de derde keer;
weer met dezelfde woorden.
Toen kwam hij bij de leerlingen en zei hen: willen jullie nu nog slapen en rusten?
zie, het ogenblik is nabij,
de mensenzoon wordt uitgeleverd in handen van de zondaars;
word wakker, laten we gaan! Zie, hij die mij uitlevert is al vlakbij!
En terwijl hij nog sprak, zie, Judas, één van de twaalf komt er aan,
met een grote menigte, met zwaarden en stokken,
gestuurd door de overpriesters en oudsten van de gemeenschap.
Hij die hem zou verraden had hun een teken gegeven, zeggend:
die ik kus, die is het; neem hem gevangen!
En meteen kwam hij op Jezus af; zei: ‘Gegroet, rabbi!’ – en kuste hem.
Maar Jezus zei: Vriend, ben je daarvoor gekomen?
Toen kwamen ze op hem toe, grepen hem vast en namen hem gevangen.
Nu greep één van Jezus’ metgezellen naar zijn zwaard,
trok het en sloeg de dienaar van de hogepriester een oor af.
Maar Jezus zei: stop je zwaard terug op zijn plek;
want wie naar het zwaard grijpt zal door het zwaard omkomen.
Of dacht je dat ik mijn Vader niet te hulp had kunnen roepen,
en dat Hij me dan niet onmiddellijk zou bijstaan
met meer dan twaalf legioenen engelen?
Maar hoe moeten dan de Schriften worden vervuld dat het zó moet geschieden?
Toen zei Jezus tot de menigte: als tegen een rover trekken jullie uit,
met zwaarden en stokken, om mij vast te nemen.
Ik was dagelijks in de tempel om onderricht te geven,
en toen hebben jullie me niet gevangen genomen.
Maar dit alles gebeurt opdat de geschriften der profeten in vervulling gaan!
Toen lieten de leerlingen hem in de steek, allen, en vluchtten weg.
lied 560: 1 en 2
Zij die Jezus gevangen genomen hadden leidden hem voor aan Kajafas,
de hogepriester waar de schriftgeleerden en de oudsten zich hadden verzameld.
Petrus was hem op een afstand gevolgd,
tot aan de binnenplaats van het paleis van de hogepriester;
daar ging hij bij de knechten zitten om te zien hoe het zou aflopen.
De hogepriester en het hele sanhedrin probeerden een vals getuigenis
tegen Jezus af te laten leggen om hem te kunnen doden, maar ze vonden er geen,
hoewel er velen met een vals getuigenis naar voren kwamen.
Tenslotte kwamen er twee die zeiden: Die man heeft beweerd:
‘ik kan de tempel van God af breken en in drie dagen weer opbouwen!’
De hogepriester stond op en zei tot hem:
antwoordt u niets, op wat zij hier tegen u getuigen?
Maar Jezus bleef zwijgen.
De hogepriester zei tot hem: ik bezweer u bij de levende God
dat u ons zult zeggen of u de Christus bent, de zoon van God!
Jezus antwoordde: u zegt het zelf;
maar ik zeg u, van nu af zult u de mensenzoon zien zitten
ter rechterhand van de Macht en hem zien komen op de wolken van de hemel!
Toen scheurde de hogepriester zijn kleren; hij riep: hij lastert God!
Waarvoor hebben we nog getuigen nodig?
U hoort zelf de Godslastering; wat dunkt u? Ze antwoordden: hij verdient de dood!
Toen spuwden ze hem in zijn gezicht en gaven hem vuistslagen;
ze sloegen hem met een stok en zeiden:
profeteer dan maar eens voor ons, Christus, wie was het die je sloeg?!
KORAAL ‘WER HAT DICH SO GESCHLAGEN?’
tekst Paul Gerhardt (1607-1676)
Wer hat dich so geschlagen,
Mein Heil, und dich mit Plagen
So übel zugericht?
Du bist ja nicht ein Sünder,
Wie wir und unsre Kinder,
Von Missetaten weisst du nicht.
Wie heeft U zo geslagen, mijn Redder,
en met plagen U zoveel aangedaan?
Gij zijt geen zondaar zoals wij slechts liefde en geluk bracht Gij.
Geen enkel kwaad hebt Gij gedaan.
Petrus was buiten gaan zitten, op de binnenplaats,
toen er een slavinnetje kwam, dat zei: jij hoorde ook bij die Jezus uit Galilea!
Hij ontkende met klem, zodat allen het hoorden: ik weet niet waar je het over hebt!
Maar toen hij naar buiten ging, het poortgebouw in,
was er een ander meisje dat hem zag.
Ze zei tegen de omstanders: die man hoorde bij Jezus van Nazaret!
Wéér loochende hij dat, en bezwoer: ik ken die man niet!
Even later kwamen de omstanders naar Petrus toe en zeiden:
‘wel waar, jij bent ook één van hen, je accent verraadt je!
Toen begon hij te vloeken en te zweren: ‘ik ken die man niet!’
En meteen kraaide er een haan.
En Petrus herinnerde zich wat Jezus tegen hem had gezegd:
‘voordat er een haan kraait zal jij me driemaal verloochenen!’
Hij ging naar buiten en huilde bitter.
zingen psalm 130
Toen het licht werd namen alle overpriesters en de oudsten van de gemeenschap
het besluit om Jezus ter dood te brengen.
Ze boeiden hem, leidden hem weg en leverden hem over aan Pilatus, de landvoogd.
Toen Judas, die hem had verraden, zag dat hij ter dood veroordeeld werd,
kreeg hij berouw.
Hij bracht de dertig zilverstukken naar de overpriesters en oudsten terug en zei:
ik heb gezondigd, ik heb een onschuldige uitgeleverd!
Maar zij zeiden: wat gaat ons dat aan? – zie zelf maar!
Toen smeet hij de zilverstukken de tempel in, vluchtte weg en heeft zich verhangen.
De overpriesters verzamelden de zilverstukken en zeiden:
die mogen we niet in de offerkist werpen, want het is bloedgeld!
Ze namen een besluit en kochten de akker van de pottenbakker ervoor,
om als begraafplaats voor de vreemdelingen te dienen.
Daarom wordt die akker ‘Bloedakker’ genoemd, tot op vandaag.
Jezus werd voor de landvoogd gebracht.
De landvoogd ondervroeg hem en zei: bent u de koning van de Joden?
Maar Jezus zei: U zegt het!
En toen hij werd aangeklaagd door de overpriesters en schriftgeleerden
antwoordde hij niets.
Daarop zei Pilatus tot hem:
hoort u niet wat deze getuigen allemaal tegen u inbrengen?
Maar hij antwoordde niet, niet één woord, wat de landvoogd zeer verwonderde.
zingen lied 905: 1, 2 en 3
Bij elk feest was de landvoogd gewend één gevangene vrij te laten,
en wel degene die het volk wilde.
Ze hadden toen een beruchte gevangene, Barabbas.
Dus vroeg Pilatus, toen het volk verzameld was, hen: wie wilt u dat ik vrijlaat,
Barabbas of Jezus, die ‘Christus’ genoemd wordt?
Want hij wist al dat zij hem uit afgunst hebben uitgeleverd.
De overpriesters en de oudsten overtuigden de menigte om Barabbas te vragen
en Jezus te laten doden.
Dus toen de landvoogd vroeg: wie van de twee wilt u dat ik vrijlaat, riepen ze: Barabbas!
Pilatus vroeg hun:
wat moet ik dan doen met Jezus doen, die ‘Christus’ wordt genoemd?
Ze zeiden allen: aan het kruis met hem!
Hij vroeg: wat heeft hij dan misdaan?
Maar zij schreeuwden alleen maar harder: aan het kruis met hem!
Toen Pilatus inzag dat niets hielp maar dat er eerder opstand leek te ontstaan,
nam hij water, waste ten overstaan van de menigte zijn handen, en zei:
ik ben onschuldig aan dit bloed; u moet het zelf maar weten!
De hele gemeenschap riep: zijn bloed kome over ons en over onze kinderen!
Toen liet hij Barabbas vrij, maar Jezus liet hij geselen en hij leverde hem uit
om gekruisigd te worden.
De soldaten van de landvoogd namen Jezus mee naar het pretorium
en verzamelden de hele afdeling om hem heen.
Ze kleedden hem uit en legden hem een scharlakenrode mantel om;
ze vlochten een kroon van doorntakken en zetten die op zijn hoofd,
met een rietstaf in zijn rechterhand;
ze vielen voor hem op de knieën. Ze zeiden spottend: gegroet, koning der Joden!
Ze spuwden naar hem, namen de rietstaf weer af en sloegen hem op zijn hoofd.
KORAAL: ‘O HAUPT VOLL BLUT UND WUNDEN’
tekst Paul Gerhardt 1607-1676, melodie Hans Leo Hassler 1601
O Haupt voll Blut und Wunden,
Voll Schmerz und voller Hohn!
O Haupt, zu Spott gebunden mit einer Dornenkron!
O Haupt, sonst schön gezieret mit höchster Ehr’ und Zier,
Jetzt aber hoch schimpfieret, gegrüßet seist du mir!.
O Hoofd vol bloed en wonden, met pijn bedekt en hoon.
O Hoofd, tot spot omwonden met een doornenkroon.
O Hoofd dat andere kronen en glorie waardig zijt,
ik wil U mijn hart tonen en groet U, die zo lijdt.
zingen lied 576b: 2 en 3
Nadat ze hem zo bespot hadden, trokken ze hem de mantel uit,
deden hem zijn kleren weer aan en leidden hem weg om hem te kruisigen.
De poort uitkomend troffen ze een man uit Cyrene, Simon.
Hem dwongen ze om zijn kruis te dragen.
afbeelding tonen, moment bij stil zijn

Zo kwamen ze bij de plaats die Golgotha heet, wat Schedelplaats betekent.
Ze gaven hem wijn te drinken vermengd met gal,
maar toen hij het geproefd had wilde hij het niet drinken.
Nadat ze hem gekruisigd hadden
verdeelden ze zijn kleren onder elkaar, door erom te dobbelen,
en ze bleven daar zitten om hem te bewaken.
Boven zijn hoofd bevestigden ze de aanklacht: dit is Jezus, de koning der Joden!
Daarna kruisigden ze naast hem twee rovers, één rechts en één links van hem.
Maar de voorbijgangers keken spottend toe, schudden hun hoofden en zeiden:
Jij, die de tempel kan afbreken en in drie dagen opbouwen, red jezelf
als je een zoon van God bent, en kom van dat kruis af!
Ook de overpriesters, de schriftgeleerden en oudsten zeiden spottend:
anderen heeft hij gered, maar zichzelf kan hij niet redden!
Hij is toch de koning van Israël?
Laat hij dan nu van het kruis afkomen – dan zullen wij in hem geloven!
Hij vertrouwde op God, laat die hem dan nu redden als hij hem goedgezind is!
Hij heeft immers gezegd: ik ben een zoon van God!
Net zo hebben ook de rovers die samen met hem gekruisigd waren hem beschimpt.
Maar vanaf het zesde uur viel er duisternis over heel het land,
tot aan het negende uur.
Omstreeks het negende uur riep Jezus met grote stem: Eli, Eli, lema sabachtani?
dat is: mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?
Toen de omstanders dat hoorden zeiden sommigen: hij roept om Elia!
Meteen snelde een van hen toe, nam een spons en doopte die in zure wijn,
stak die op een rietstaf en gaf hem te drinken.
Maar de anderen zeiden: Niet doen! Laten we kijken of Elia hem komt redden!
Maar Jezus schreeuwde opnieuw, met grote stem, en toen gaf hij de geest.
Op dat moment scheurde het voorhangsel van de tempel
van boven tot beneden in tweeën,
de aarde beefde, de rotsen scheurden, de graven gingen open
en vele lichamen van de ontslapen heiligen ontwaakten.
Na Jezus’ opstanding kwamen zij uit de graven, gingen de heilige stad binnen
en zijn aan velen verschenen.
Toen de centurio en degenen met hem die Jezus bewaakten,
de aardbeving voelden en zagen wat er gebeurde,
werden ze zeer bevreesd en zeiden: hij was werkelijk een zoon van God!
De Paaskaars, licht van Christus, wordt gedoofd.
Alleen een klein vlammetje waakt bij het kruis
de nacht door – tot aan het licht van de Paasmorgen.
KORAAL: “WENN ICH EINMAL SOLL SCHEIDEN”
Wenn ich einmal soll scheiden,
So scheide nicht von mir;
Wenn ich den Tod soll leiden,
So tritt du denn herfür!
Wenn mir am allerbängsten
Wird um das Herze sein,
So reiß mich aus den Ängsten,
Kraft deiner Angst und Pein.
Wanneer ik eens moet sterven, blijf dan heel dicht bij mij.
Als ik doodsangst moet lijden, o, wees mij dan nabij.
Als het mij het allerbangste om het hart zal zijn
bevrijd mij van mijn angsten door Uw eigen angst en pijn.
DE GEBEDEN VAN GOEDE VRIJDAG
besloten met een gezamenlijk gebeden ‘Onze Vader’
afbeelding tonen, moment bij stil zijn

zingen lied 590: 1, 4 en 5
v. Als een mens sterft, wordt de aarde zwaarder
een wonde dieper, een grafkuil zwarter.
Als een mens sterft, zou de aarde stil moeten staan
en huiveren onder de druk van het verdriet
en de tranen van droefheid.
Om tranen hoeft niemand zich te schamen;
in droefheid wordt liefde zichtbaar.
Wat blijft is onze hoop…ons geloof.
a. WIJ GELOVEN DAT DEZE DOOD NIET HET EINDE IS.
WIJ GELOVEN DAT DE NIEUWE MORGEN ZAL DAGEN.
In stilte verlaten we de kerk
afbeelding tonen
