Orde van Dienst
Orgelspel
Stilte
Liturgische tekst en welkom door ouderling
De gemeente staat op en zingt psalm 95: 1, 3
Bemoediging en groet
De gemeente gaat weer zitten
Gebed bij de opening van de Schriften
Schriftlezing(en) Uit de brief van Paulus aan de gemeente te Rome, hoofdstuk 8:18-30 (in een vertaling van Abma en Ruiter, zie bijlage)
afgewisseld met een lied lied 686: De Geest des Heren heeft een nieuw begin gemaakt
Uitleg en verkondiging
Meditatief orgelspel
Lied 377 Zoals ik ben kom ik nabij 1,2,3,4,6
Gebeden
Mededelingen, bloemengroet,
collecteaankondiging
Slotlied (staande) lied 314 Here Jezus om uw woord
Uitzending en zegen
Gemeente: Amen, Amen, Amen
Orgelspel
**********************
Lezing uit de brief die Paulus schreef aan de gemeente in Rome,
hoofdstuk 8 in een vertaling van Henk Abma en Henk Ruiter
vss 18-30
Ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze tijd
in geen verhouding staat tot de luister
die ons in de toekomst zal worden geopenbaard.
De schepping ziet er reikhalzend naar uit dat openbaar wordt
wie Gods kinderen zijn.
Want de schepping is ten prooi aan zinloosheid,
niet uit eigen wil,
maar door hem die haar daaraan heeft onderworpen.
Maar ze heeft hoop gekregen,
omdat ook de schepping zelf
zal worden bevrijd uit de slavernij van de vergankelijkheid
en zal delen in de vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt.
Wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt.
En dat niet alleen, ook wijzelf,
die als voorschot de Geest hebben ontvangen,
ook wij zuchten in onszelf
in afwachting van de openbaring dat we kinderen van God zijn,
de verlossing van ons sterfelijk bestaan.
In deze hoop zijn we gered.
Als we echter nu al zouden zien waarop we hopen,
zou het geen hoop meer zijn.
Wie hoopt er nog op wat hij al kan zien?
Maar als wij hopen op wat nog niet zichtbaar is,
blijven we in afwachting daarvan volharden.
De Geest helpt ons in onze zwakheid;
wij weten immers niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen,
maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten.
God, die ons doorgrondt, weet wat de Geest wil zeggen.
Hij weet dat de Geest volgens zijn wil pleit voor allen die hem toebehoren.
En wij weten dat voor wie God liefhebben,
voor wie volgens zijn voornemen geroepen zijn,
alles bijdraagt aan het goede.
Wie hij al van tevoren heeft uitgekozen,
heeft hij er ook van tevoren toe bestemd om het evenbeeld te worden van zijn Zoon,
die de eerstgeborene moest zijn van talloze broeders en zusters.
Wie hij hiertoe heeft bestemd, heeft hij ook geroepen;
en wie hij heeft geroepen, heeft hij ook vrijgesproken;
en wie hij heeft vrijgesproken, heeft hij nu al laten delen in zijn luister.
lied
vervolg lezing Rom 8: 31-39
Wat moeten wij hier verder over zeggen?
Als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn?
Zal hij, die zijn eigen Zoon niet heeft gespaard,
maar hem omwille van ons allen heeft prijsgegeven,
ons met hem niet alles schenken?
Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen?
God zelf spreekt hen vrij.
Wie zal hen veroordelen?
Christus Jezus, die gestorven is, meer nog,
die is opgewekt en aan de rechterhand van God zit, pleit voor ons.
Wat zal ons scheiden van de liefde van Christus?
Tegenspoed, ellende of vervolging, honger of armoede, gevaar of het zwaard?
Er staat geschreven:
‘Om u worden wij dag na dag gedood en afgevoerd als schapen voor de slacht.’
Maar wij zegevieren in dit alles glansrijk
dankzij hem die ons heeft liefgehad.
Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven,
engelen noch machten noch krachten, heden noch toekomst,
hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is,
ons zal kunnen scheiden van de liefde van God,
die hij ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer.